wat er mis is met antikraak

Een korte selectie schandaalverhalen.

Schandaal 1: Rapport over antikraakburo's Ad Hoc en Custodes
Schandaal 2: Zwartboek tijdelijke verhuur woningcorporatie Ymere
Bijstand : Website over hulp bij problemen met antikraak

"Ik hou mijn mond er maar over, ik betaal tenslotte maar weinig."
Erik(24)*, antikraker (*naam gefingeerd)

"[...]ik houd me er niet mee bezig of dit wel verantwoord is in het totaalplaatje van de woningmarkt. Dan moet je bij de gemeente zijn - die moet maar zorgen dat dit helemaal niet nodig is."
Eyk Backer, directeur antikraakburo Zwerfkei Bewaring

"Het is mij niet bekend hoeveel panden op dit moment op basis van gebruikersovereenkomsten tijdelijk bewoond worden door antikraakwachten."
Winsemius, minister van VROM

.

“kraken en andere tijdelijke woonvormen”

Het comitee tegen het kraakverbod richt zich niet alleen op de mogelijke toekomstige juridische en/of procedurele beperkingen die de overheid aan kraken op kan leggen. Het gaat de kraakbeweging immers om een bredere woonstrijd waar ook de situatie van antikrakers en meer in het algemeen de waarde van het huurcontract een integrale rol spelen.

Een aantal decennia geleden opgekomen als een gedurfde oplossing voor de optelsom van woningnood en leegstand is kraken inmiddels als een berekenbare variabele opgenomen in de strijd om de winstmarges. Pandeigenaren hebben door het fenomeen kraken en de politiek druk die de kraakbeweging heeft uitgeoefend meestal juist niet hun leven gebeterd.

In het begin was de reaktie van de pandeigenaren woede en ongeloof als hun pand gekraakt werd. Als er al niet gereageerd werd met een knokploeg dat probeerde een pandeigenaar al gauw koste wat kost een ontruimingsvnnis bij een rechter los te krijgen. Hierbij werd het verdraaien van de werkelijkheid en het ophangen van flagrante leugens over verbouwingsplannen over het algemeen niet geschuwd.

Ook werden de malafide eigenaren inventiever bij het voorkomen van kraken. Naast het onbewoonbaar maken en uitslopen van woningen reikte ook de overheid een middel aan om het vooruitzicht van jaren van leegstand te verhullen. Dit was de wettelijke mogelijkheid tot het sluiten van een tijdelijk verhuurcontract. In principe voor de duur van maximaal drie jaren konden pandeigenaren de verwerkelijking van plannen met het pand uitstellen door er intussen tijdelijk woningzoekenden te huisvesten.

De overheid was door de toenmalige politieke situatie weliswaar gedwongen om allerlei beperkingen en controles bij dit vergaande instrument op te nemen, maar de feitelijke situatie was toch dat hier voor het eerst in de geschiedenis van de volkshuisvesting gebroken wordt met de klassieke bescherming van de positie van de huurder.

Daarnaast werd in de wet een strafbaarheidssteling opgenomen van een aantal kraaksituaties. Een pand dat korter dan 12 maanden geleden nog in gebruik was mag vanaf dan niet meer worden gekraakt. Of met andere woorden: een pandeigenaar kan in ieder geval een jaar lang ongestraft woontruimte laten leegstaan.

De achterliggende gedachte hierbij is dat een pandeigenaar een redelijke termijn moet krijgen om een nieuwe bestemming voor een pand te vinden. In de daaropvolgende jaren blijkt de strafrechtbepaling voor eigenaren voornamelijk gebruikt te worden om hun panden ontruimd te krijgen en niet om een nieuwe bestemming dichter bij te brengen. In de strafbaarstelling is immers geen bepaling opgenomen dat er ook toekomstig gebruik moet zijn gegarandeerd alvorens tot ontruiming wordt overgeggaan. Ofwel: in de praktijk wordt hiermee het kraken van een pand dat leeg blijft staan strafbaar.

De onwenselijke situatie is dan ook niet verholpen. Het langdurig laten leegstaan van woonruimte vanuit een speculatief oogmerk blijft winstgevend en omdat het niet wordt tegengegaan, blijft dit gebeuren. Inmiddels kunnen pandeigenaren zich wel van meer instrumenten bedienen om krakers te weren, maar het realiseren van wettelijk geregelde permanente woonruimte wordt in ongefundeerd vertrouwen overgelaten aan de vrijwillige bereidheid van de pandeigenaren. In de praktijk van een woningmarkt met vele malafide spelers is dit een groot gebrek. Juist daar waar leegstand typisch voorkomt wordt er geen sterke stelling in genomen.

Als in die jaren de overheid de boodschap van de kraakbeweging nog enigzins welgezind is, is de reaktie van de malafide pandeigenaren voorspelbaar. Een algemeen kraakverbod is aan de andere kant immers uitgebeleven. Dit heeft er mee te maken dat het de kraakbeweging wel gelukt is om ervoor te zorgen dat leegstand algemeen werd veroordeeld. Zelfs de grootse moedwilige speculant zal er vaak voor waken om als krottenkoning te boek te staan.

De wettelijke mogelijkheid van tijdelijke verhuur wordt echter voornamelijk door woningbouwverenigingen gebruikt en is overwegend bonafide, wat niet wil zeggen hier een zekere valse zorgeloosheid meekomt: wettelijk hoeft niet alles op alles gezet te worden om woonruimte zo mogelijk hier en nu weer permanent in gebruik te hebben, maar dit doet niets af aan de ernst van de woningnood. In vergelijking: voorheen mocht een zogeheten “distributiewoning” maximaal zeventien dagen leegstaan. Inmiddels was dat verruimt naar drie jaren.

Evenwel: het maximum van de periode van drie jaar, alsmede de aanvullende administratie maakt het voor vele andere pandeigenaren nog steeds niet makkelijk genoeg. Omdat de malafide pandeigenaar toch ook niet meer met leegstand geassocieerd wil worden vinden een aantal nieuwe verschijnselen de intrede die voorzien in de oude bekende wensen. Leegstand waar die voorkomt wordt zo goed als mogelijk geprobeert te verhullen. De behoefte aan leegstand blijft onverminderd bestaan, zou je kunnen zeggen.

Allereerst komt leegstand vaak voor in combinatie met het ontwikkelen van bouwplannen. Een pandeigenaar probeert een winstgevender bestemming aan het pand te geven. Bij een voorbeeld als de omzetting van woonruimte in hotelruimte is de leegstand een vaak onvermijdelijk gevolg van de moeite die het kost om bij de gemeente een hotelbestemming te bewerkstelligen voor een pand. De gemeente, zich bewust van de behoefte naar woonruimte, weert zich terecht tegen de overvloed aan projektontwikkelaars die woningen door hotels willen vervangen.

Een pandeigenaar, al dan niet overtuigd van het uiteindelijke succes van zijn bouwplannen gaat doorgaans in een vroeg stadium over tot voorbereidende werkzaamheden. Oude bewoners worden uitgeplaatst of weggepest en het pand wordt uitgesloopt. Een zittende huurder kan een ernstige berperking zijn voor het realiseren van een nieuwe bestemming van een pand. Terecht natuurlijk. Echter dit brengt wel met zich mee dat de projektontwikkelaars die alleen voor hun eigen portemonee projektontwikkelaar zijn geworden vaak eerst beginnen met huurders wegwerken en dan pas zich concreet de mogelijkheden van een nieuwe bestemming realiseren. Als ze hun zin niet krijgen en de gemeente een megalomaan projekt niet steunt wordt de verwaarlozing van een pand door de eigenaar soms zelfs als pressiemiddel ingezet: de booschap dat een eigenaar zijn geld hoe dan ook wil verdienen en anders de panden aan hun lot overlaat doet de gemeente echt nog wel eens overstag gaan.

Om te voorkomen dat de panden gekraakt worden of dat er iemand schande zou spreken van de leegstand en de verkrotting houd een malafide eigenaar dan voor de goede orde vol dat hij bezig is. Immers: hij heeft toch bouwplannen. Een dergelijke verbouwing zou je met een mooi woord beter “traagbouw” kunnen noemen. Er hangen dan wel borden aan de gevel, er staat meestal wat bouwmateriaal en zo af en toe komt er misschien iemand langs, maar eigenlijk is het een soort theatraal niets doen. Leegstand dus.

Ook vanuit het punt van de strafbaarstelling van bepaalde kraken is deze methode effectief voor de malafide pandeigenaar. In de jurisprudentie is er helaas een ontwikkeling geweest dat zelfs de meest onbenullige werkzaamheden juridische mogelijkheden tot een ontruiming op leveren. Het is de wrange werkelijheid dat een enkele keer per jaar een rondje rijden met een kruiwagen en het in de muur slaan van een enkele spijker ervoor zorgt dat een kraakaktie strafbaar wordt.