Proloog

In heel Nederland worden vluchtelingen uit de opvang gezet en op straat geschopt. Dat gebeurt ook in Groningen. Tot en met vrijdag 4 juli 2003 was er in Groningen nog een regeling voor die geïllegaliseerde mensen. Mensen werden niet op straat gezet, maar opgevangen door de stichting Noodhulp Dakloze Vreemdelingen Groningen. Deze stichting kreeg subsidie van de gemeente en werd gesteund door verschillende (kerkelijke) organisaties en Inlia. De opvang was verre van ideaal: de stichting zag zichzelf als een verlenging van het Nederlandse uitzettingsbeleid en hield de opvang daarom zo karig mogelijk, maar de vluchtelingen hadden tenminste een dak boven hun hoofd. Hoewel de stichting probeerde mensen weer terug te sturen, bleven er mensen die "de doorstroom frustreerden", zoals dat in het jargon heet. Mensen die niet terug kunnen of willen naar het land van herkomst, omdat zij niet erkend worden als staatsburgers of omdat het daar te gevaarlijk voor hen is, maar die hier in Nederland toch niet erkend zijn als vluchteling. Deze mensen zijn dus "technisch onuitzetbaar". Met het bewuste doel die mensen op straat te zetten, heeft de gemeente toen de subsidie aan de stichting noodhulp gestopt en tegelijkertijd werd de huur van het Heijmanshuis waar de vluchtelingen woonden opgezegd. De stichting werd opgeheven.

Tegelijkertijd werd er een nieuwe stichting opgericht, die wel weer subsidie kreeg van de gemeente en die in een ander pand dakloze vreemdelingen ging opvangen. De nieuwe stichting had ook nieuwe criteria waaraan mensen moesten voldoen voordat zij recht hadden op opvang. Doordat er geen of nauwelijks informatie verstrekt werd aan de vluchtelingen of hun sympathisanten, wist niemand wat die criteria waren en wie er dus op straat gezet ging worden. Uiteindelijk spande de stichting een kort geding aan tegen vluchtelingen die weigerden het Heijmanshuis te verlaten. Pas op deze zitting werd officieel bekend gemaakt dat er een nieuwe stichting werd opgericht en dat dus niet alle bewoners op straat werden gezet. Het was heel cynisch om te horen hoe de advocaat van de stichting betoogde dat er misschien wel een morele plicht bestond die mensen opvang te bieden, maar dat die plicht niet afgedwongen kon worden door de rechter. De rechter oordeelde uiteindelijk dat de nieuwe stichting niet de rechtsopvolger van stichting noodhulp was en dat de morele verplichting van de stichting inderdaad niet rechtens afdwingbaar was. Het resultaat was dat een groep van veertien mensen, gezinnen met hele jonge kinderen, simpelweg op straat stonden. Zij hebben nergens meer recht op, kunnen nergens heen en werden zo gedwongen de illegaliteit in te gaan en onderdak te zoeken bij vrienden, kennissen en familie.